DEELGEZAG ALS STAP NAAR MODERNISERING VAN HET FAMILIERECHT?

De huidige, steeds sneller veranderende samenleving die onder andere zorgt voor het ontstaan van steeds anders samengestelde gezinnen, leidt tot onduidelijkheid op het gebied van het personen- en familierecht. Hoe gaan we hier juridisch mee om? Het uitgangspunt is dat het belang van het kind altijd voorop staat, waarbij continuïteit in de omgang met het kind van groot belang wordt geacht. 24 april 2020 is het wetsvoorstel geïntroduceerd omtrent een nieuwe vorm van gezag over minderjarige, het deelgezag.

Naar de huidige stand van het familierecht is het voor een kind mogelijk om slechts twee juridische ouders hebben en kunnen maximaal twee personen met gezag over het kind worden belast. Er wordt momenteel dus geen juridische invulling gegeven aan de situatie waarin er een moderne gezinssamenstelling bestaat. Het is niet mogelijk een formele positie te verkrijgen wanneer je als persoon wel een belangrijke rol in het leven van een kind speelt, maar geen juridische ouder bent. Dit wordt door velen onwenselijk geacht.

Door het steeds meer ontstaan van zogenaamde meeroudergezinnen, is het vaak voor buitenstaanders onduidelijk wat de positie is van deze personen ten opzichte van het kind. In december 2016 is een rapport ‘Kind en ouder in de 21e eeuw’ door de Staatscommissie Herijking ouderschap uitgebracht en zijn daar 68 aanbevelingen gedaan om het personen- en familierecht beter te laten aansluiten op de huidige ontwikkelingen in de samenleving.

Het voorstel van wet van deelgezag ziet erop dat het kind gebaat is bij een stabiele opvoedingssituatie en bij juridische bescherming van de feitelijke gezinssituatie. Deelgezag zal de rechtspositie van degene die samen met de ouders voor het kind zorgen moeten versterken en binnen deze gezinnen een oplossing moeten bieden voor problemen die ze bij de dagelijkse opvoeding en verzorging kunnen tegenkomen.

Volgens het huidige wetsvoorstel zal deelgezag inhoudelijk worden ingevuld met beslissingen over de dagelijkse opvoeding en verzorging.De deelgezagdragers zullen samen met de gezagsdragers het recht en de verantwoordelijkheid verkrijgen dagelijkse beslissingen te nemen en handelingen te verrichten op het gebied van de dagelijkse opvoeding en verzorging. Ook zal voor de deelgezaghebber het recht op informatie en consultatieontstaan. Hierbij moeten de gezagsdragers, die de wettelijke bevoegdheid hebben beslissingen te nemen over het kind, de deelgezagdrager op de hoogte te stellen van relevantie informatie. De deelgezagdrager verkrijgt het recht op de hoogte te worden gesteld van informatie van beroepskrachten die bij het kind zijn betrokken, deze informatie ziet op belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van de minderjarige over zijn opvoeding en verzorging betrekken. Het is in de eerste instantie aan de gezagsdragers de deelgezagdragers te informeren. Ten derde beoogt het deelgezag recht op de omgang voor de deelgezagdragers te creëren, hierdoor zal het belang van het kind voorop blijven staan in het waarborgen van de continuïteit in de omgang indien er bijvoorbeeld eventuele conflicten ontstaan tussen gezagsdrager en de deelgezagdragers. Daarbij zal het deelgezag ook het blokkaderechtfaciliteren. Het blokkaderecht geldt als bescherming van de deelgezaghebber in zijn rol in de opvoeding. Het blokkaderecht houdt feitelijk in dat de gezagsdragers de instemming van de deelgezagdragers nodig hebben indien zij een zodanige wijziging in de

dagelijkse verzorging en opvoeding willen doorvoeren, dat de deelgezagdrager substantieel wordt beperkt in zijn mogelijkheden om hierbij betrokken te blijven of het hem feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.

Verkrijging van het deelgezag kan vanaf de geboorte, ook wel het intentioneel deelgezag genoemd. Hierbij geldt dat indien een gezagsdrager en een beoogd deelgezagdrager het zo willen regelen, zij dit binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag na de geboorte van het kind bij de rechtbank kunnen indienen. Een termijn van drie maanden wordt aangenomen omdat er dan hoogstwaarschijnlijk al voor de geboorte duidelijkheid is over de wens van deelouderschap. Indien er toch behoefte komt aan deelgezag op een later moment geldt echter een verzorgingstermijn van ten minste een jaar met het oog een situatie met enige stabiliteit te waarborgen. Er geldt hierbij een rechterlijke toets waardoor deelgezag niet tot stand kan komen als het belang van het kind zich verzet tegen de formele toevoeging van de beoogd deelgezaghebber.

Op dit moment is het instellen van het deelgezag slechts een wetsvoorstel. Wel wordt beoogd dit wetsvoorstel voor de zomer van 2020 al in werking te stellen. Op dit moment kunnen er nog vragen bij bepaalde punten worden gesteld. Het wetsvoorstel vloeit mede voort uit het feit dat de informele status als mede-opvoeder tot praktische problemen kunnen leiden, maar zal dit andersom niet precies hetzelfde zijn? Het belang van het kind zal altijd voorop staan, maar toename van het aantal personen met uitgebreide rechten tot het kind zouden ook juist kunnen leiden tot een toename van het aantal conflicten rond dat kind?

Wanneer je ouder wordt van een kind is dit veelal een gelukkige gebeurtenis en je hoopt dat er geen conflicten rondom het kind zullen ontstaan. Indien dit wel gebeurt ligt dit vaak gevoelig. Het wordt nodig geacht het personen- en familierecht beter te laten aansluiten bij steeds vaker voorkomende anders samengestelde gezinnen. De wetgever begeeft zich hier op glad ijs en veel meningen zullen voorbij komen.Zal het deelouderschap, zoals daar nu beoogt wordt invulling aan te geven, voldoende zijn om het recht te moderniseren waarbij het belang van het kind nog steeds voorop staat?

Written by: Anne-Solaine Kooijman