JOUW ANDERHALVE METER IS DE MIJNE NIET

Stijging zet door’, aldus een persbericht van het RIVM van 6 oktober 2020. Het lijkt erop dat wij niet spoedig van het coronavirus af zullen zijn. Het handhaven van anderhalve meter afstand is in de praktijk voor velen een hele opgave, overdag – wanneer we naar de universiteit moeten of naar ons werk –gaat dat makkelijker, maar wanneer we ’s avonds met onze medestudenten of collega’s besluiten om af te spreken zoals ‘toen het nog normaal was’, wordt het ineens een ander verhaal. Sommigen menen zelfs weg te kunnen komen met een feestje ‘zoals vanouds’. Dat gaat echter vaak mis. Immers, als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan en blijkt het handelen overeenkomstig principes lastiger dan gedacht.

Ferdinand Grapperhaus, onze minister van Justitie en Veiligheid, is ook de fout ingegaan, nu op beelden te zien is dat ‘Ferd’ op zijn eigen bruiloft geen anderhalve meter afstand aanhoudt te midden van de genodigden. Ik suggereer hier overigens niet dat Grapperhaus te diep in het glaasje zou hebben gekeken, dat u dat even weet. Wie op sociale media rondstruint komt met enige regelmaat reacties tegen waarin Grapperhaus van alles verweten wordt, want: ‘wat dénkt hij wel niet?’ en ‘een minister die zijn éigen regels aan zijn laars lapt’. Het valt niet mee om een publieke figuur te zijn, want voor je het weet ligt je imago aan diggelen.

De kwestie-Grapperhaus lijkt ook een aanleiding te zijn geweest voor een felle politieke discussie over thema’s als rechtsongelijkheid en de geloofwaardigheid van wet- en regelgeving. PVV-leider Geert Wilders schrijft op zijn twitter: ‘’is dit de minister van justitie of van klassenjustitie?’’. Het Openbaar Ministerie bracht onlangs in een persbericht naar buiten dat Grapperhaus alsnog een boete van 390 euro zal moeten betalen en dat Grapperhaus ook zelf heeft aangegeven de boete te zullen betalen (de boete zal inmiddels al wel zijn betaald). Het Openbaar Ministerie vindt ‘’dat met het opleggen van de geldboete de geloofwaardigheid van de handhaving van de coronaregels, waarvan de minister van Justitie en Veiligheid het boegbeeld is, gediend is’’. Minister-president Mark Rutte liet tijdens de persconferentie na de ministerraad van 18 september 2020 weten dat er in dit verband van klassenjustitie geen sprake zou zijn: ‘’(…) dat zij (het OM, red.) toch die boete opleggen. Dat lijkt me dan het bewijs dat er in ieder geval geen klassenjustitie is.’’

Verder is de kwestie-Grapperhaus bovendien een goed voorbeeld van het feit dat in toenemende mate ook het ‘persoonlijk gezag’ van politici een rol is gaan spelen. Een minister ontleent institutioneel gezag aan het feit dat hij of zij is benoemd als minister, een minister is immers middels democratische procedures kennelijk aangemerkt als de geschikte persoon om publiekrechtelijke bevoegdheden uit te oefenen op rijksniveau. Dit ‘institutionele gezag’ is essentieel voor een behoorlijke taakuitoefening door bewindslieden, voor wie immers draagvlak moet bestaan in het parlement. Wanneer een minister – al dan niet in de privésfeer – misstanden begaat, dan doet dit veel stof opwaaien in de politiek en in de samenleving in het algemeen. Veel mensen nemen een minister dan niet meer serieus of hun wantrouwen in de politiek wordt – al dan niet onterecht – alleen nog maar groter.

Het lijkt erop dat het laatste woord over de kwestie-Grapperhaus nog niet is gezegd. Dit neemt niet weg dat het zinvol is om te onderzoeken of rechtsongelijkheid, ongeloofwaardigheid van wet- en regelgeving, klassenjustitie en tanend gezag van politici reële verschijnselen zijn in Nederland en of we ons zorgen zouden moeten gaan maken. Uiteindelijk kunnen dergelijke verschijnselen leiden tot een afname van het vertrouwen van de burger in de overheid, bovendien kunnen ze blijk geven van een disfunctionele overheid. Een overheid die structureel niet naar behoren functioneert moet weer op het goede spoor worden gebracht. Wanneer de overheid echter niet langer naar behoren functioneert en daar kennelijk geen verandering in komt, dan betekent dit wellicht dat de huidige instrumenten voor democratische controle feitelijk tekortschieten. Wij moeten aldus op onze hoede zijn wanneer we burgers horen zeggen: ‘jouw anderhalve meter is de mijne niet’, dit kan namelijk een teken zijn dat er werk aan de winkel is.

Written by: Hannes Brown