ONTBREEKT HET IN HET HUIDIG NEDERLANDS FAMILIERECHT AAN EEN DRAAGMOEDERSCHAPSREGELING?

Hedendaags kent het Nederlands familierecht geen specifieke wettelijke regeling op het gebied van draagmoederschap. Hierdoor ontstaat veel rechtsonzekerheid volgens ministers Dekker en Van Engelshoven. Namens het kabinet schreven zij aan de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer een brief, waarin zij de herijking van het ouderschap bespreken. Het kabinet bericht onder meer voornemens te zijn om tot een wettelijke regeling voor draagmoederschap te komen. Hiermee tracht het kabinet belangrijke stappen te zetten die op evenwichtige wijze aansluiten bij de veranderingen en de behoeften in de samenleving van vandaag en in de toekomst.

In de draagmoederschapsprocedure zijn onder meer de volgende partijen betrokken. De draagmoeder is de vrouw die zwanger is geworden met het voornemen het kind te baren ten behoeve van een ander, aan wie ze het kind na de geboorte afstaat. Tevens kan sprake zijn van een draagvader, indien de draagmoeder is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. De wensouders zijn de personen die hun kinderwens in vervulling willen laten gaan, door het dragen en baren van het kind door de draagmoeder. De algemene wettelijke bepalingen omtrent verkrijging van ouderschap en gezag zijn van toepassing op hedendaagse draagmoederschapsprocedures. De draagouders verkrijgen vanaf de geboorte van rechtswege het juridisch ouderschap en ouderlijk gezag over het kind. Het juridisch ouderschap behelst een familierechtelijke betrekking. Een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke betrekking met elkaar. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de juridische ouder om het minderjarige kind te verzorgen en op te voeden. Om als wensouders vervolgens het juridisch ouderschap en ouderlijk gezag te verkrijgen, dient een lange, complexe en onzekere procedure doorlopen te worden. Zo kan de draagmoederschapsprocedure jaren duren, biedt het huidig Nederlands recht geen specifieke regelgeving op het gebied van draagmoederschap en kan de draagmoeder gedurende de procedure niet afgedwongen worden om het kind af te staan. Het huidig Nederlands familierecht is zogezegd niet optimaal toegerust om aan draagmoederschapswensen te voldoen.

Blijkens huidig Nederlands familierecht verkrijgt de draagmoeder vanaf de geboorte het juridisch moederschap over het kind dat zij baart. Dit komt voort uit het adagium ‘mater semper certa est’, het moederschap is altijd zeker. De moeder van een kind is namelijk de vrouw uit wie het kind is geboren volgens artikel 1:198 lid 1 onder a BW. Indien het genetisch materiaal afkomstig is van een andere vrouw, geldt nochtans dat de vrouw die het kind baart van rechtswege wordt belast met het juridisch moederschap. Is de draagmoeder op het tijdstip van de geboorte gehuwd of een geregistreerd partnerschap aangegaan, dan is de echtgenoot respectievelijk de geregistreerde partner van de draagmoeder de juridische vader volgens artikel 1:199 lid 1 onder a BW. Hiervan is eveneens sprake wanneer geen genetisch verwantschap bestaat tussen de draagvader en het kind. De draagouders zijnde juridische ouders verwerven van rechtswege het ouderlijk gezag over het kind blijkens artikelen 1:251 lid 1 BW en 1:253aa lid 1 BW.

De draagmoederschapsconstructie ziet op de overdracht van juridisch ouderschap en gezag van de draagouders op de wensouders en kent in beginsel het volgende beloop. Na de geboorte doen de draagouders afstand van het kind en dragen zij het kind feitelijk over aan de wensouders. Voor de opneming van het kind in het gezin is toestemming vereist van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad voor de Kinderbescherming stelt een onderzoek in omtrent de al dan niet noodzakelijke beëindiging van het gezag van de juridische ouders. Nadien kunnen de Raad of het Openbaar Ministerie de rechter verzoeken om het gezag van de draagouders over het kind te beëindigen volgens artikel 1:267 lid 1 BW. Tegelijkertijd kunnen de wensouders de rechter verzoeken om met de voogdij over het kind te worden belast. Nadat de wensouders het minderjarige kind tenminste een jaar hebben verzorgd en opgevoed, kunnen zij verzoek tot adoptie indienen bij de rechter, mits eveneens wordt voldaan aan de overige voorwaarden van artikelen 1:227 lid 1 BW en 1:228 lid 1 BW. De wensouders kunnen slechts tezamen verzoeken, indien zij tenminste drie aaneengesloten jaren met elkaar hebben samengeleefd voorafgaand aan de indiending van het verzoek. Zodra de rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, zijn de wensouders de juridische ouders van het kind en verkrijgen zij van rechtswege het ouderlijk gezag over het kind.

In tegenstelling tot de huidige draagmoederschapsconstructie, zullen ingevolge de wettelijke draagmoederschapsregeling voorgenomen door het kabinet, de wensouders vanaf de geboorte met het juridisch ouderschap worden belast. Afspraken tussen draag- en wensouders worden voor de bevruchting vastgelegd in de draagmoederschapsovereenkomst en bij het verzoek aan de rechter gevoegd. De rechter toetst onder meer of de draag- en wensouders zich hebben laten voorlichten en adviseren en of geen contra- indicaties bestaan voor de overdracht van het juridisch ouderschap. De voorlichting en advisering impliceert dat vrijwillige instemming van alle betrokkenen helder dient te zijn. Indien de rechter betreffende afspraken goedkeurt middels een beschikking, wenden de wensouders zich tot de ambtenaar van de burgerlijke stand voor de akten van aanvaarding van ouderschap. De wensouders verkrijgen met deze akten vervolgens vanaf de geboorte van rechtswege het juridisch ouderschap en gezag over het kind. Aldus bestaat reeds voor de geboorte rechtszekerheid omtrent het juridisch ouderschap indien de voorgestelde wettelijke draagmoederschapsregeling tot wet wordt gemaakt.

In Nederland worden steeds meer kinderen geboren met behulp van draagmoederschap. De huidige draagmoederschapsconstructie doet een lange, complexe en onzekere route ontstaan voor betrokkenen. Met de voorgestelde wettelijke draagmoederschapsregeling wordt dit voor een groot deel weggenomen. Mogelijk ontstaan echter andere knelpunten wanneer dit voorstel tot wet wordt gemaakt, wordt bijvoorbeeld het belang van het kind bij informatie omtrent zijn of haar afstamming voldoende gewaarborgd? En wat gebeurt er met het belang van de draagmoeder? Op dergelijke vragen zal een antwoord gevonden moeten worden om rechtszekerheid voor betrokken partijen voldoende te kunnen waarborgen.

Written By: Celine Vacirca